Het algemene werkingsprincipe van grondradar (GPR) bestaat erin dat de GPR antenne hoogfrequente elektromagnetische golven in de bodem stuurt die het dan na reflectie en/of refractie opnieuw opvangt. Vooraleer een golf terug opgevangen wordt, kan deze meermaals reflectie en refractie hebben ondergaan. De reistijd van de elektromagnetische golven en de sterkte van reflectie leveren informatie over wat er zich op een welbepaalde locatie in de bodem bevindt. Bij een grondradar worden de hoogfrequente elektromagnetische golven uitgezonden door een zendantenne, waarna deze zich voortplanten doorheen de ondergrond aan een snelheid die voornamelijk bepaald wordt door de relatieve
Grondradar
permittiviteit van het materiaal (voornamelijk bepaald door het vochtgehalte van de ondergrond), tot op het moment dat ze een object (of bodemlaag) bereikt met andere diëlektrische eigenschappen (zoals bijvoorbeeld een holte, metalen object, leiding, fundering…). Hierop worden de elektromagnetische golven weerkaatst en verstrooid of afgebogen. De weerkaatste golven die worden teruggekaatst richting de grondradar worden vervolgens opgevangen door de ontvangstantenne in het instrument. Met GPR kunnen het laterale verloop en de dimensies van bepaalde ondergrondse fenomenen (funderingsmassieven, muurrestanten, verstoringen, holtes, kabels en leidingen...) in detail in kaart gebracht worden.